Sunday, 26 September 2010

Broodje Bakpao

Bij het al dan niet voortijdig vallen van de bladeren en de herfstregen, is het als naar goede gewoonte tijd voor de heropstart van het cultuurseizoen, en dat gebeurde in Puurs afgelopen zaterdag. Ons eerste ticket was voor “Het experiment” van Henk Rijckaert en – een blik op de (lage) stukprijs van het ticket had wel een belletje moeten doen rinkelen – het bleek om een heuse try-out te gaan, met het oog op verdere en echtere voorstellingen later in het jaar. Zoals gewoonlijk bij de voorstellingen in de Rode Zaal van de Kollebloem, waar je nogal dicht bij de artiest zit, trok het geheel van de kant van het publiek nog al onwennig op gang, maar al snel kwam er een goeie interactie tot stand, en was de hele voorstelling één aaneenschakeling van lachbuien, waarbij de mimiek en de rollende ogen van Henk op zich al een bron van leute zijn, maar zijn fantasie en verbale expressie het geheel vervolledigen. Het duurde maar een klein uurtje –een try-out dus – maar was absolute pret, en stukken beter dan zijn “Zonde van de Zendtijd” op Canvas. Om de pret niet te bederven voor diegenen die een ticket hebben van de uiteindelijke definitieve voorstelling waarvoor hier werd warmgelopen, ga ik uiteraard niet verder in detail treden, maar diegenen die er nog geen hebben moeten er zeker voor zorgen dat ze ergens te velde een voorstelling kunnen bijwonen, en zo deel gaan uitmaken van “het experiment”!

De zondagochtend begon – niet als naar goede gewoonte – nogal vroeg dit keer, en dus kon er nog eens naar de bakker worden gegaan zonder op een lege toonbank en dito broodschap te moeten staren. Integendeel, samen met een heleboel andere mensen die hetzelfde uur hadden gekozen om – niet allemaal even wakker – de wakkere bakker op te zoeken, was het nu moeilijk kiezen tussen de veelvoud van broden, pistolets en koeken. Recentelijk onderzoek heeft overigens uitgewezen dat het Belgisch dagelijks brood tot het duurste van Europa behoort, maar kwaliteit moet betaald worden, en nergens in Europa heeft men dan ook zo’n grote (en moeilijke) keuze als bij ons. Een luxeprobleem dat dan ook een ander probleem met zich meebrengt: als leek kan je onmogelijk alle benamingen kennen van de diverse soorten brood en koffiekoeken, tenzij de bakker in kwestie de goedheid heeft om die duidelijk te afficheren en aldus zijn volk niet alleen leert eten, maar ook wegwijs maakt in gespecialiseerde broodtermen. Helaas is niet elke bakker zo welwillend (of zo wakker), en dat levert dan nogal eens lastige toestanden op als de broodnood hoog is.

De eerste klant in de winkel, een ietwat schriel uitziende, teruggetrokken jongeling die er duidelijk door zijn moeder was op uitgestuurd om de eerste in de rij te zijn bij de uitreiking van het dagelijks brood, vroeg zo bijvoorbeeld, al met het rood op de wangen omdat alle ogen in de zaak op hem gericht waren, naar “een lang grijs gesneden”. De duidelijk niet zo wakkere bakkershulp ging als een volleerde rad-van-fortuin-aaister met haar handen over het bovenste overvolle schap met “grijze” broden terwijl de jongeling hoopvol toekeek, en zei dan staalhard “dat hebben we niet meer!”. De jongeman keek, samen met de hele winkel, enigszins verward naar het bovenste overvolle en overduidelijk “grijze” schap en stamelde bedeesd “jamaar, en die daar op het einde dan?”. De hele winkel hield even de adem in toen de bakkersmeid hem boos aankeek en zei “DAT zijn RONDE!”. De jongeman prevelde nog iets van “jaja, dat is ook goed” en dook met zijn gezicht dieper in zijn jasje terwijl de bakkersfreule hem nog een vernietigende blik toewierp. Nadat hij had afgerekend kon hij niet snel genoeg de winkel uit zijn, en liep zo voorbij aan de hartverwarmende blikken van medeleven die het merendeel van de medeklanten hem toewierp. Terwijl de meute verder naar voor schoof, werd er al enige zenuwachtigheid merkbaar, toen sommigen begonnen uit te rekenen wie de volgende zou zijn die onder het juk van de bakkersjuf zou vallen. Hier en daar viel een zucht van opluchting op te merken voor diegenen die werden bediend door de bakkersvrouw en –dochter, die de vriendelijkheid zelve waren, en blijkbaar niets merkten van het keiharde regime dat hun tijdelijke hulp hanteerde.

De volgende nietsvermoedende klant had zin in pistoleetjes, en bestelde “van die witte ronde”, onmiskenbaar wijzend in de richting van de juiste mand, om zeker te zijn dat er geen vroegtijdige toorn zou worden opgewekt. Hij keek daarbij even om naar zijn volgelingen in de winkel, waarvan sommigen hem bemoedigend glimlachend toeknikten, want de aangeduide mand bevatte wel zeker overduidelijk ronde witte pistolets, daar kon geen twijfel over bestaan. “Dat zijn KEIZERpistolets!” sneerde de bakkersbabe, alweer met de stem van een zelfverzekerde tweedewereldoorlogse Duitse kampleider. De verschrikte man bestelde dan verder alleen maar de dingen die hij perfect bij naam kende, die als speciale aanbieding per toeval toch duidelijk stonden aangegeven , of waarvan er zeker maar één soort in stock was, zoals daar zijn “croissants”, “een volkorenbrood” en “die ronde koeken met chocolade erover”, waartegen de bakkerskracht geen verzet pleegde, maar verkeek daarbij alweer zijn kans om eens wat anders te eten dan de gewoonlijke bestelling, en zou ongetwijfeld later thuis de gramschap zijns wederhelfts moeten trotseren.

Hoewel ik vrij sterk in mijn schoenen stond door al menig vroege stonden in menige bakkerszaak te hebben doorgebracht op weg naar deze of gene basketbalwedstrijd, betrapte ik mijzelf erop dat ik ook al stond uit te rekenen wie mij zou bedienen. Door een tijdelijke verstrooiing van de bakkersvrouw aan de kassa, en de kortstondige verdwijning van de bakkersdochter naar de achterhoede, was de brutaal-barse blik van de bakkersmokkel mijn deel. Omdat ik naar haar zin niet onmiddellijk – lees: binnen de drie seconden – antwoordde, kreeg ik al snel een “awel, is ‘t aan u?” naar mijn hoofd geslingerd. Aangezien ik ruimschoots de tijd had gehad om eveneens enige soorten te kiezen waarvan ik de benamingen zeker kende, vroeg ik onmiddelijk “jaja, twee tijgerpistolets en twee sandwiches, alstublieft”. Tot zover geen probleem; de benamingen waren correct en de gevraagde items voorradig, en ik had mij zo beleefd mogelijk uitgedrukt. Vervolgens, niet van mijn stuk te brengen, wees ik zelfverzekerd naar een brood midden op de bovenste plank dat duidelijk herkenbaar was door de gekrakeleerde bovenkorst, en vroeg “en een tijgerbroodje, graag”. Terwijl ik ontspande omdat mij tot dusver nog geen euvel ten laste kon worden gelegd, en het ergste voorbij leek, draaide de bakkerskalle zich toch met een ruk om en zei “DAT is WEL een GROOT brood hé!”, een felle snauw waaraan ik mij op dat moment al niet meer had verwacht. Te verbouwereerd om iets te kunnen zeggen, en verwonderd om zoveel brutaliteit – waar was de grootse gedachte dat wij als klant koningen waren, en was het gisteren overigens niet de ‘dag van de klant geweest’? – kon ik enkel nog stamelen “euh, jaja, dat is goed hoor”. Om mij niet verder op glad ijs te wagen – de winter was nog lang en ik zou hier wellicht nog passeren – vroeg ik naar de mij bekende rozijnenkoeken. Op een toon waaruit bleek dat ik in de geest van de bakkerstroela duidelijk als een ‘wannabe’ stond bestempeld, die zich gedroeg alsof ze de juiste terminologie meester was, maar eigenlijk maar deed alsof, draaide ze zich nog eens om en vroeg met een zucht en een hand op haar heup “lang of rond?”, waarop ik mij begon af te vragen of ’s Frauleins obsessie met die termen zich enkel beperkte tot de waar die ze aan de man trachtte te brengen, of bijvoorbeeld ook van toepassing was op haar voorkeur voor, pakweg, mannen. Gelukkig was het antwoord op haar vraag vrij eenvoudig, en ik tartte dan ook het lot door nog een bijkomende keuze te maken van “die met chocolade”, waarbij ik vaag in de richting van een schotel wees en besloot dat ze mij daarover toch niet bijkomend aan de tand kon voelen. Tot mijn ontsteltenis greep ze naar de schotel ernaast, waar eveneens chocolade aan te pas kwam, maar dat waren overduidelijk croissants bedekt met een laag chocolade en dus niet wat ik wou. Om de nijd van de bakkersmeid niet verder op te wekken, besloot ik maar niets te zeggen, en me voor dit keer tevreden te stellen met wat ik verkregen had, in de hoop bij een volgend bezoek de vrouw des huizes zelf te treffen. Deze laatste riep, samen met haar dochter, overigens nog heel enthousiast “dag mevrouw, en bedankt!” toen ik mijn weg naar huis aanvatte. De bakkershulp, daarentegen, kreeg geen dag van de klant.

2 comments:

Phil Dutré said...

En nu iedereen maar raden over welke bakker het gaat!

Marrek O'Polo said...

Bakkerij "De Bakker"??