‘Elk nadeel heb z’n voordeel’ zoals een groot Nederlands wijsgeer ooit zei, en het voordeel van mijn huidig nadeel is dat ik tijd heb om even in de tuin rond te hangen nu ik een paar dagen thuis ben. Dit keer niet om op te nemen wat er nog moet gedaan worden, maar een keertje om te kijken wat er allemaal in groei en bloei staat, in weerwil van al het onkruidige groen. En dat is behoorlijk wat, ondanks de lange strenge winter die heel wat slachtoffers heeft gemaakt. De slachtoffers in kwestie zijn: twee laurierboompjes, die nochtans niet in de open wind stonden, dus die zuiver in de voeten getackeld zijn door de vorst aan de grond – ik zal vanaf heden terug mijn toevlucht moeten nemen tot de zakjes uit te winkel om iemand een pee te stoven; een vrij uit de kluiten gewassen olijfboom die beschermd stond door een ferme laag coniferen – vermoedelijk heeft hij er de geest aan gegeven toen hij zich in mid-winter plots herinnerde waar hij werkelijk vandaan kwam; en ten slotte een bolle struik van ondefinieerbare herkomst of kunne, die mogelijk ook gedeeltelijk ten prooi is gevallen aan de onverwoedbare snoeilust van onze zwarte hulp in het groen (of is het groene hulp in het zwart?) van vorig jaar – voorlopig geven we dat nog even het voordeel van de twijfel, omdat het toch flink zijn best heeft gedaan om hier en daar wat groene blaadjes uit z’n dorre takjes te persen, en misschien komt het toch nog wel goed. Zelfs een oude struik die door sommigen wordt afgeschreven, kan misschien toch nog wel een late bloei kennen.
Maar de strijdlustige vorst heeft dus zeker niet het hele groene leger kunnen verschalken. Een paar fotootjes demonstreren hierbij wat er ruist in ons struikgewas, waarvan we sommige dingen al bijna uit het oog waren verloren doordat we met de regen van de voorbije weken bijna niet hebben buitengezeten:
Een roosje, misschien niet voor elke dag, maar er zijn er toch heel wat, wat wil zeggen dat je geen Gil Claes of Mark De Mesmaeker moet zijn om een rozentuin te onderhouden.
De “trosselbezen” zijn er weer; hoewel duchtig afgeschermd van lekkerbekkende vogelbekken mits een gaas, wist er toch een avontuurlijke merel langs een gaatje in de onderkant te glippen om zich tegoed te doen aan een paar rijpere besjes waar hij bij kon, wat voor mij dan weer een teken was dat de vruchten stilaan rijp zijn en zonder veel arbeid kunnen geplukt worden. (Voor wie eraan twijfelt: de groenere exemplaren laten de vogels ook hangen).
Waar we vorig jaar nog verwoed zaten te snoeien aan iets wat ons een verwilderde braamstruik en dus onkruid leek, zagen we dit jaar diezelfde struik tussen de regendruppels door mooie frambozen tevoorschijn toveren. Af en toe blijken we dan toch nog groentjes als het op tuinieren aankomt.
Verder blijkt er fruit in aantocht waar er vorig jaar nog niets was. Je kan geen appelen met peren vergelijken, natuurlijk, maar als het deze zomer allemaal volgroeit, dan hebben we in het najaar een rijke oogst: appelen, peren, pruimen of kersen? De zon zal het uitwijzen.
En na een stevige snoeibeurt omwille van één of andere schimmel die de blaadjes met blaasjes aantastte, leven onze druivenranken op als nooit tevoren. Niet dat we morgen al aan de Chateau de la Cour des Boules 2009 toe zijn, maar toch zijn de fruitdragende takjes zowat verdrievoudigd. Hopelijk kunnen we er dit jaar vóór de vogels bij.
Zoals diezelfde wijsgeer ook zei “Als het niet goed gaat, dan gaat het niet goed”, en dus was ik, nadat gebleken was dat Ă©Ă©n van de snijwonden van de kijkoperatie was beginnen ontsteken, vanmorgen terug gemoeten naar de afdeling gynecologie in het Mechelse Sint-Maarten (what’s in a name?) om het boeltje te gaan laten ontsmetten en opnieuw inpakken. Dezelfde handeling werd herhaald die ik al een dag toepaste, dus in zekere zin was het een beetje een onzinnig bezoek, maar de dokter vond wellicht dat er nog iets te weinig zout over haar patatten was.
Toeval wou dat ik ook al zowat 6 weken geleden een afspraak bij mijn drukbezette tandarts had gemaakt, die dus net vandaag viel, en aangezien ik ondertussen een stukje van een tand had gebeten was er geen ontkomen aan, kwestie van niet nog eens 6 of (“oei nee, sorry, verlof”) 12 weken te wachten voor een nieuwe afspraak.
En dat de tandarts het druk had, was wel duidelijk. Nadat ik een half uur na mijn beurt mocht plaatsnemen in De Stoel, ging ze er als een wervelwind vandoor. Terwijl ik nog zat na te denken over mijn antwoord op de ene vraag, ging haar gedachtengang al naar de volgende over, waarbij ze op haar wieltjesstoel van de ene naar de andere kant sjeesde, en ongeveer alles tevoorschijn haalde wat in de openstaande schuiven stond. Aangezien je als patient bij een tandarts altijd in de zwakste positie bent, besloot ik het maar raadzaam om stilletjes te blijven zitten en niet te proberen te kijken wat voor een wapenarsenaal werd aangelegd. De tand moest inderdaad terug opgevuld worden, waartoe ik vooreerst een gigantische injectienaald in mijn eetkamer geduwd kreeg, die alles meteen lamlegde van mijn kin tot mijn linkeroor, wat me meteen het ergste deed vermoeden. ‘Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinwinkel’, moet mijn tandarts gedacht hebben, want het bleek om niet meer dan wat boor-, schaaf- en duwwerk te gaan, waarbij ik het hele arsenaal dat tevoren was klaargelegd – al dan niet tegelijkertijd – langs mijn mond zag passeren: een stofzuiger, nog een stofzuiger, iets wat geleek op een mini-bankvijs, 3 soorten boren, een luchtpistooltje, een waterspuitje en een toestel dat de vorm had van een haardroger uit de jaren 50, maar een piepgeluid voortbracht. Ondertussen hield mijn tandarts zich onledig met over mĂjn buren te roddelen, wat verder in allerhande schuiven te rommelen, nog een paar keer door het lokaal te schuiven met de stoel, en een gesprek te voeren met de assistente door de openstaande deur. Deze laatste (de assistente, niet de deur) kwam bovendien nog even binnenvallen met een gsm aan haar oor en een leverancier aan de andere kant van de lijn, en at vraaggesprek diende zo nodig te worden gesteld door de assistente en ge-echoot door mijn tandarts, omdat de kwestie blijkbaar niet kon wachten tot mijn gaatje was gevuld. Dat bij dit hele gebeuren zowel de assistente als een wachtende medepatient aan de balie inkijk hadden in mijn opening, moest ik er maar bijnemen. Maar het bliepgeluidje van het jaren-50-haardroger-instrument luidde het begin van het einde in, en in een half uur was de zaak geklonken. Voor sommigen kan dit nogal een vrij gestoorde toestand lijken, maar gelukkig hoef ik dit maar Ă©Ă©n keer per jaar mee te maken, en het dient gezegd: het is een hele goeie tandarts!
Met al het bovenstaande indachtig (en wellicht val ik in herhaling): hoezeer ik ook opkijk tegen de medische uitstapjes die mij nog te wachten staan, ik kijk al uit naar het voer dat dat zal opleveren voor mijn blog...
1 comment:
Inderdaad, je bent goed bezig!! Met dat bloggen schrijf je de hele toestand van je af en dat lucht op.
Hou je haaks!!
Post a Comment