In tegenstelling tot iedereen die de voorbije weken in een constante vakantieroes verbleef, was de zomer bij mij tot de nok gevuld met allerhande taken en opdrachten die mijn baas mij vanop afstand doorBlackBerryde (als dit in het post-Letermetijdperk nog niet werd gepromoveerd tot werkwoord, dan wordt het hoog tijd dat dat gebeurt), of die simpelweg nog op mij lagen te wachten, met het oog op toekomstige evenementen ten kantore. Alvorens het ‘mijnen toer’ is, mag ik nl. nog een stuk of drie conferenties organiseren, te lande en in den vreemde, en een ‘retreat’ voor en met de collega’s. Maar het aftellen kan nu toch al beginnen: voor de kindjes naar de eerste schooldag, voor de studenten naar het einde van de tweede zit en voor onszelf naar een mooi verblijf in Corsica van twee weken. Tot het zover is, vrees ik dat het stressgehalte samen met de buitentemperatuur nog een paar keer zal pieken. Al goed dat ik er nog een beetje rustig probeer onder te blijven, want stress drijft sommige mensen tot onwerkelijke daden.
Dat het niet alleen kommer en kwel moet zijn door mijn ambtelijke plagen, bleek gisteren toen ik bij de gynecoloog informeerde naar de resultaten van mijn bloedtesten, die ten tijde van mijn operatieve ingreep werden genomen, in het kader van het voortzetten van de Dutré & Van Gyseghem-bloedlijn. En wat bleek? De ovulaire opstelling blijkt van prima kwaliteit om, mits een interne ingreep ten behoeve van een betere pijpleiding, de voortzetting van het nageslacht te bewerkstelligen. Dat is, natuurlijk, enkel indien de andere partij niet op zwart zaad zit, wat de druk enigszins naar die kant verlegt.
In het kader van al de eerder aangehaalde medische besognes stapelen de doktersrekeningen zich uiteraard op, waardoor ik besloot om mij vandaag eens persoonlijk naar de mutualiteit te begeven, kwestie van al een deel van de gespendeerde centen terug te krijgen, zodat ik voor de rest de patronale hospitalisatieverzekering kon aanspreken. Vandaag, omdat het mij toevallig beter uitkwam om ter compensatie wat langer te werken en aldus de verloren tijd in te halen. Maar aangezien ik mij daarvoor naar mijn vroegere heimat Willebroek moest begeven, bleek de woensdag plots een minder geschikte dag, aangezien die daar al een eeuwigheid bekend staat als de alomgekende marktdag, en dat betekende maar één woord: gepensioneerden (of in plaatselijk slang: gepansjeneerde)! Op woensdagochtend, en zeker zo één als vandaag, begeven die zich nl. en masse naar de markt, en bij voorkeur vóór acht uur, om de marktkramers een schuldgevoel aan te smeren als ze hun kraam nog maar opendraaien, terwijl er al een legertje gepensioneerden staat te wachten op een gebraden kip, een paar kousen of een nieuwe toile ciree voor op de keukentafel...
En inderdaad, net toen ik op de gesloten achterdeur van de mutualiteit toestapte, kwam de eerste gelijk met mij aan per fiets, en plaatste bij wijze van manifestatie zijn voet onmiddellijk op de drempel voor de deur, kwestie van duidelijk te maken dat hij eerst binnen mocht, waarbij hij zich nog even heel familiair van mijn arm met polshorloge bediende, om te kijken of het nog geen tijd was, maar er waren nog vijf minuten te gaan. Daarna kwamen ze bij mondjesmaat toegeschuifeld, als een bende zombies in een Thrillerclip, koortsachtige blikken werpend op hun horloge, met een stijgende spanning van halve radeloosheid als om 8.59u er nog steeds geen beweging kwam in het rolluik van de rode deur.
Eindelijk kwam het verlossende ogenblik dat de goeddoende grot zich opende, en Jan zonder drempelvrees schoot als een pijl uit een boog naar de machine met de genummerde ticketjes, om er als eerste bij te kunnen, terwijl ondertussen ook de voordeur langzaam werd geopend, waar ook een hele meute ongeduldig stond te trappelen om zich van de mutuele diensten te bedienen. Het dient gezegd: als een ware gentleman bood Jan zonder drempelvrees mij het eerste ticketje aan, zodat ik als eerste de arena kon betreden, om daarna onmiddellijk weer aan den arbeid te kunnen. Respect voor den werkmensch!
Het tafereel dat zich daarna afspeelde was – voor mij althans – ongezien. De meute geagiteerde gepensioneerden stormde, hoogstwaarschijnlijk al aangestoken door de vroege hitte van de dag, vanuit de voor- en de achterdeur als een zwerm bijen op de ticketjesmachine af, al dan niet gebruik makend van enig ellebogenwerk, en na een korte kreet verstarde het gewirwar en waren alle hoofden naar de achter de loketten aanwezige secretaris gericht, die, duidelijk aan het oproer gewend, al lachend uitriep “Es ’t naa wee kapot?”. Er klonk wat gemompel, gevolgd door een paar “ik em niks gedoan zenne!”, waarna iemand van het aanwezige personeel met een onmiskenbare routine het euvel ongedaan kwam maken, en de hele zwerm zich van een numerieke volgorde kon bedienen, om vervolgens her en der in trosjes het kantoor te bevolken, met schichtige blikken links en rechts om zich er toch maar van te vergewissen dat niemand zijn ziekenboekje te buiten ging en de volgorde verstoorde.
Sommige dingen veranderen nooit...
No comments:
Post a Comment