Monday, 28 March 2011

Give me the food

Als de zon na een lange koude winter terug komt piepen, zet dat veel mensen aan tot onbezonnen en vooral ongevraagde uitspattingen die in totale discrepantie staan tot de heersende weersomstandigheden. Zoals terrasjes doen, terwijl de heersende temperatuur, zelfs met zon, die van een zonloze oktobermiddag niet overschrijdt. Of het dak van de net aangeschafte cabriolet openleggen om door de binnenstad te cruisen, ook al vriezen je oren eraf, of toch minstens die van de gretige meerijders die in het minuscule achterzitje zijn geklemd en na desbetreffende rit van de achterzetel dienen te worden losgebroken. Of, nog erger, de al zeer dun aangebrachte kledingstukken vrijwillig openleggen om aan de goegemeente een dikke laag wit lillend vlees te laten zien – want de winterse speklaag werd uiteraard nog niet weggewerkt – dat de nietsvermoedende toeschouwer in het oog springt als een duivenscheet op een proper gewassen laken (en door de werkelijke, niet-ingebeelde temperatuur terstond van “koudebloemetjes” wordt voorzien).

Bij ons beperkte de lentewaanzin zich ertoe om de wekelijkse boodschappenstonde te vervangen door een bezoek aan de Mechelse markt. Geen sinecure, want de Mechelse binnenstad is her en der opengebroken en de omleidingen gedragen zich als omleidingen overal in België: niet tijdig aangegeven, als ze al aangegeven zijn, en meestal in raadsels. Na enkele ritten door straten waar we in geen jaren het bestaan van vermoedden, kwamen we – niet dankzij de omleiding – uiteindelijk toch terecht bij de Lamotparking, die – vermoedelijk wel dankzij de omleiding – verrassend leeg was. Gewoonlijk besparen we ons al deze moeite en parkeren we ergens verder om vervolgens de afstand te voet af te leggen, maar mijn 72-jarige moeder was daar niet echt voor te vinden.

Temidden van al het lillend vlees, voor alle zekerheid toch nog ingepakt in een zomers ogende lentejas, die na enkele uren overigens zelfs nog te licht bleek te zijn voor het misleidende weer, begaven we ons met grote verwachtingen op de Mechelse markt. Het was immers al van onze laatste vakantie in Pézénas geleden dat we nog eens een echte markt aandeden (alwaar het ontbloten van het lillend vlees enigszins werd verantwoord door de heersende temperaturen en de gebronsde toestand, die niet in zo’n erge mate een aanslag pleegden op het netvlies). In ons initieel lente-enthousiasme, met de voorbode van zonovergoten aperitiefjes op het terras, deden we ons bij het eerste exotische kraam tegoed aan een diversiteit van olijven, die straks bij de eerste maartse buien of aprilse grillen wellicht van een natuurlijk home-grown kapsel voorzien weer richting vuilnisbak gaan. Verder was het vooral kiezen tussen brood, kaas, gebraden kip en vis, en leken die zichzelf nogal eens te herhalen op het verdere traject. Terwijl de ratjes op het dierenkraam hun neus nog niet eens uit het zagemeel uitstaken vanwege de kou, hingen bij de schaars geklede bruid en dames-in-de-suite op het stadhuis er tegenover de konijnen aan de draad.

Na het inslaan van het ecologisch incorrecte eerste zomerfruit uit Noord-Afrika (de rijpe mango’s en donkerblauwe pruimen waren welgekomen om na zoveel maanden de appelflauwte te verdrijven) en, de vispopulatie indachtig, een koppel politiek al even incorrecte melktongen, bliezen we de aftocht, alweer een ontnuchtering en een bijna-onderkoeling rijker. Echter niet zonder “gauw” de inwendige mens te versterken, waarvoor we ons naar die andere Vismarkt begaven, waar de terrassen al goed gevuld waren, maar wij maar wat graag binnenshuis een tafeltje bevolkten bij Fanterlok. Het schaarse en piepjonge personeel had duidelijk de handen vol met het gigantische terras, dat zich tot aan de Dijleoever uitstrekte en naar ons bescheiden mening in verhouding tot de beschikbare mankracht én het heersende weer iets te optimistisch leek. Van aan ons tafeltje bij de deur hadden we zicht op het 3-man-sterke ploeterende personeel, waarvan het jongste meisje ons bij de bestelling al meteen aankondigde dat het haar eerste dag was, wat volgens haar een reden was om niet op de hoogte te zijn van de paar schotels die op de beperkte suggestiekaart stonden. Er had al een belletje kunnen gaan rinkelen toen bleek dat we ons eerste en enige drankje pas na extra navraag na ruim een half uur kregen, dat de groep Franstalige toeristen aan de overliggende tafel toch al wel erg lang op hun schotel zat te wachten terwijl ze er duidelijk al een tijdje zaten toen wij binnenkwamen, en vooral, dat de twee jongelingen met de regelmaat van de klok buiten- en vervolgens weer binnenwandelden met verschillende schotels, waaruit bleek dat de bestemmelingen het waren beu geworden en hun tafel onverrichter zake weer hadden verlaten. En dus wachtten we, en wachtten we, en wachtten we. Niet dat we iets anders te doen hadden; wat kan je immers ook te doen hebben tijdens het weekend als je een hele week van half acht tot zeven voor je werk van huis bent? Toen de Franstalige bende zowat 50 minuten later eindelijk de bestelde (dag)schotels kreeg, hoopten we dat er schot in de zaak kwam. Edoch, nagenoeg een uur na onze blijde intrede was er nog steeds niets in zicht. Of toch, het jonge poppetje kwam ondertussen nog eens melden dat de bestelde paardenfilet niet meer voorhanden was. Drie kwartier na de bestelling ervan. Of we ondertussen nog iets wilden bestellen om te drinken, werd niet gevraagd.

Bij extra navraag om onze bestelling ging de rookie “eens kijken in de keuken”, waarna we weer zo’n 20 minuten wachttijd dienden te volbrengen, terwijl je toch zou verwachten dat een simpele steak-frites en een stoofpotje van Iberico varkenswang van het suggestiebord tamelijk snel tevoorschijn konden worden getoverd (ook al had het tevoorschijntoveren van de dagschotel voor de toeristen – een eenvoudig bord pasta met chorizo – dan ook al wel 50 minuten geduurd). Velen zouden er ondertussen wellicht al lang het bijltje bij hebben neergelegd en de overeenkomstige biezen hebben gepakt, maar wij waren toch wel nieuwsgierig naar de aangeprezen suggesties. Bij de eerste langverwachte hap van de wangetjes – waarvan de begeleidende puree op een dergelijke vreemde wijze over het bord was uitgeveegd, dat het leek alsof de kok uit pure wanhoop zijn vuist in het midden van de stapel had geplant – bleek dat het geheel ijskoud was. Nu ben ik gewoonlijk geen lastige klant – we hadden ondertussen dan toch al meer dan een uur bij één biertje het spektakel rondom ons zitten aanschouwen, terwijl diverse schotels werden weggebracht én weer teruggebracht – maar daar vond ik het toch mijn taak om eens van een Peterke of een Sergioke te gewagen, en ik riep de bazin om te melden dat het eten koud was. De bazin – die ondertussen schijnbaar ook al de wanhoop nabij was door één of ander schouwspel dat zich buiten het zicht van de bezoekers had afgespeeld en waardoor alles in de keuken letterlijk en figuurlijk in de soep was gedraaid, nam onmiddellijk mijn bord mee, en ook dat van mijn moeder – die nog stilletjes zat verder te eten, gewoon al blij omdat ze eindelijk eten had – met de belofte om ons een nieuw bord te brengen, én een drankje op kosten van het huis. Ons vork had amper het lege bord geraakt nadat we eindelijk hadden gegeten, of we vroegen toch al de rekening, kwestie van het zekere voor het onzekere te nemen en toch nog vóór vier uur thuis te geraken van onze ochtendlijke marktuitstap. Het eten was goed, maar niet uitzonderlijk; de “groene groenten” in onze schotel beperkten zich immers tot twee RAUWE erwtenpeulen. Misschien vindt iemand het het proberen nog eens waard op een regenachtige dag (bij ontstentenis van een terras), maar doe dat dan toch maar alleen als u heel veel tijd hebt.

Wij aten op zondagavond thuis een lekkere tongschar, met zelfgedraaide puree en een courgette-preimengsel. Het stond in een dik halfuur op tafel; er kwamen geen klachten.

No comments: