Een dikke maand na de sneeuwpret werden we onmiskenbaar misleid en geleid in de veronderstelling dat de lente in aantocht zou zijn. Edoch, vrees niet, want het is nog maar net februari en ontelbare waarschuwingen duiden op mindere weersomstandigheden die nog op de loer zouden liggen: “Lichtmis helder en klaar, maakt de boer tot bedelaar”, “Ligt de wind in februari stil, dan komt hij zeker in april” en de omgekeerde interpretatie van “Is februari nat en koel, dan is juli dikwijls heet en zwoel”, om nog maar te zwijgen van de maartse buien, aprilse grillen en ijsheiligen van mei die de revue nog moeten passeren.
De misleidende blauwe door-opkomende-rode-zon-gestreepte lucht verleidde ook mij om de fiets nog eens een paar keer van stal te halen en me naar het station te begeven. Zeer aangenaam, een frisse neus, en uiteindelijk evenveel tijd kwijt als bij het starten, ontvriezen, rijden en parkeren van de wagen, en dan nog een paar minuten te voet naar het station omdat de parking toch overvol staat. Zo kan ik ook tegemoet te komen aan mijn vereiste dagelijkse 30-minuten-beweging die de volksgezondheid voorschrijft. Sinds ik – bijna drie jaar geleden ondertussen – de basketbalschoenen aan de haak hing ben ik er nog steeds niet uit welke bewegingsvorm daarvoor nu in de plaats zou kunnen komen, die me zou kunnen boeien gedurende ook nog maar een fractie van de tijd die ik aan basketbal heb besteed, me bij -10° en +35° celsius uit mijn warme zetel-met-sazie, respectievelijk tuinstoel-met-pastis zou kunnen doen komen, en dan nog het hele jaar door, zonder daarbij de indigestie te bezorgen die ik opliep na 28 jaar basketbal (al dan niet omwille van de sport zelf). De medische tredmolen van het afgelopen jaar heeft niet echt geholpen om een gematigd equivalent te vinden; aan lopen heb ik niet alleen een broertje dood (zoals vele van mijn ex-coaches zonder twijfel kunnen bevestigen), bovendien stijft het laterale collaterale ligament achteraan mijn linkerknie op van zodra ik een dikke 2 kilometer heb gejogd, vermoedelijk ten gevolge van een stevig knietje dat mij ooit op een training werd gezet in een zeldzame coast-to-coast doorbraak toen het allemaal nog wat sneller ging (en dat ik mij nog zeer levendig en pijnlijk herinner, aangezien zowel mijn voet als de tegenstrever bleven staan, terwijl de rest van mijn lichaam aan de wetten van de fysica voldeed). Het resultaat is dat ik dan niet alleen het lopen moet staken, maar eveneens mijn voet niet eens meer vlak op de grond kan zetten en al mankend op de tip van mijn teen de aftocht moet blazen – iets wat mij vreemd genoeg bij het basketten nooit is overkomen, wat mij ertoe doet besluiten dat mijn lichaamsbouw simpelweg niet geschikt is om lange afstanden te lopen aan een feestelijk tempo. O gruwel, elke warme oogstmaand, bij de jaarlijks weerkerende Coopertests en aanverwante waaraan hardvochtige coaches ons steeds weer onderwierpen teneinde het nieuwe seizoen van lange adem op goede voet te beginnen. (Niet dat ik meer stond te springen om de korte suicides of andere spurtoefeningen, doch dit terzijde.) Lopen is niet echt mijn ding, punt.
Bij al te lange en sportieve fietsstonden speelt mijn knieschijf dan weer op, wat te wijten is aan de gevolgen van een diagnose van chondromalacie in mijn late tienerjaren, dat bij het basketten altijd kon verholpen worden met behulp van een zgn. patellaknieband. Op zomerse zondagnamiddagen kan dit eveneens worden verholpen als het tempo laag wordt gehouden en mits een geregelde pitsstop met toediening van trappist of iets gelijkaardigs. Dus voor je het weet val je ten prooi aan het denigrerende "sportelen", en sta je met een flesje bier in de ene, en een drumstick in de andere hand tussen het petanquen door tegen een bierbuik te lallen dat je toch gezond en sportief bezig bent. Met dank aan Bloso.
De vraag is overigens, in hoeverre sport daadwerkelijk gezond is als je het 28 jaar lang, of zelfs nog langer, aan een hoog tempo doet. Morgenavond 12 februari is het namelijk exact 10 jaar geleden dat we afscheid moesten nemen van de man die het ons allemaal voordeed, en bijna 50 jaar aan een stuk onafgebroken sportte in zijn vrije uren: “onze Pa”.
Van atletiek over basketbal, tennis en volleybal tijdens vakanties, tot regelmatige trektochten met de koersfiets in zijn brugpensioen; onze Pa deed alles om zijn gezondheid te onderhouden en actief sportief bezig te blijven. Tot hij op bijna 68-jarige leeftijd werd geveld door darmkanker en hij ons schaamteloos werd ontnomen, terwijl het vandaag vreemd genoeg alleen nog kan worden voortverteld door enkele 70’ers en 80’ers die heel hun leven bij het sportelen het sportgedeelte achterwege hebben gelaten...
Ik denk maar dat ik het sporten voorlopig beperk tot wat huppelen en heupwiegen op deze of gene fijne concertjes, zoals onlangs weer de aanstekelijke Motown Tour bijvoorbeeld. Morgen, en hopelijk nog vele andere dagen die zullen volgen, blijven we klinken op onze Pa, met een trappist of soortgelijke. Ondertussen zal ik af en toe wel eens denken aan een nieuwe sport die ik mogelijk zou kunnen doen.
No comments:
Post a Comment