Thursday 22 April 2010

City of Light

Terwijl het land weer op barsten staat, en er dus niets nieuws onder de zon (of de aswolk) is, beleef ik drukke dagen op professioneel vlak, want ook de crisis is de wereld nog steeds niet uit, wat mijn patron zich van hot naar her doet reppen om de verlichting te brengen. Of toch de westerse wereld is niet uit de crisis, want in het oosten beleeft men nog steeds hoogdagen, en als de toename in de verkoop van Volkswagens in China (van ruim 60%) een indicator is voor de welvaart daar, dan zijn de rollen omgekeerd en wordt het land van de rijzende zon binnen 20 jaar volgeplant met frietkoten van Belgen die op zoek zijn naar een betere toekomst. Misschien een tip voor de arbeiders van Opel (of was het Opèl?) die straks aan “den dop” gaan staan. Zo’n gouden handdruk kan immers nog een mooie investering vormen voor een nieuwe toekomst. Naast mijn gebruikelijke patron heb ik er nu ook nog een Angelsaksische boss bij die al zowat 20 jaar een pied-a-terre heeft in Brussel en met ons land vergroeid is, wat de gevoelige verhoging in mijn bezigheden mede verklaart, en mijn blogactiviteiten in het gedrang brengt.

Om wat stoom af te laten brachten we twee weken geleden enkele dagen in Parijs door, waarvan ik met onderstaand beeldmateriaal in het kort kond zal doen, kwestie van de boel hier ook te doen heropleven:

Na aankomst in the City of Light met de auto (die op een parkeerplaats vlakbij het hotel werd achtergelaten, als waren we gemotoriseerde habitués in de stad), brachten we de verdere namiddag door op Père Lachaise voor een eerste bezoek. We gingen niet doelbewust op zoek naar de bekende namen die er lagen, maar pikten wel een paar grootheden mee, waarvan de grafstenen soms eigenlijk erg teleurstellend bleken. Gelukkig waren er ook een paar pareltjes te bewonderen, en doorgaans van minder bekende mensen.





De onverwacht zachte vrijdag werd aangevat in het Louvre, dat zo onwaarschijnlijk groot is dat je eigenlijk verschillende dagen nodig hebt om alles te kunnen zien, als dat zelfs enigszins mogelijk is. Wij pikten er simpelweg een paar thema’s uit, zoals de Vlaamse schilders – waarbij we trouwens nog op een paar bekende streekgenoten en BV's botsten

– de vertrekken van Napoleon III, en de artefacten uit het oude Egypte, terwijl we ondertussen genoten van de vergezichten die het stralende weer ons bood. Het verdere verloop van de dag werd dan ook buiten besteed, met genieten van de zon en wat shopping en een pintje tussendoor. In de Tuilerieën was het trouwens drummen om een plaatsje in de zon te bemachtigen. Toen we onze dosis vitamine D ruimschoots hadden opgedaan, gingen we op zoek naar wat koopjes en een frisse pint op een terras, het eerste van het jaar.






De even zonnige zaterdag werd aangevat met het langverwachte bezoek aan het Musée de l’Orangerie om vooral de kroon op het werk van onze vriend Claude Monet te gaan bewonderen; een plaats waar je uren zou kunnen blijven rondkijken. Maar de namiddag drong zich op, evenals de wens bij mijn eega om de grote veldslagen van l’Empereur te gaan bestuderen in het Musée de l’Armée van Les Invalides. We pikten meteen ook het Musée des Plans-Reliefs mee, waar indrukwekkende plattegronden van enkele kustvestigingen te bezichtigen zijn van de hand van Vauban, en zochten de laatste zon van de dag op onder des stads ikoon.




Op zondag zakten wij ook weg in het trage ritme van de grootstad, en na een wandelingetje over de markt van de Rue Mouffetard, ging het naar Le Marais, waar bij toeval een brocantemarkt aan de gang was in het Village Saint-Paul. Terwijl in de rest van de stad de marathon stilaan op z’n laatste benen liep, rondden ook wij het weekend af en trokken weer met en naar de noorderzon. Met nog heel veel om naar terug te keren, want Parijs is tenslotte maar 3 uur verder.