Na de gebruikelijke en wederkerende teleurstelling over de minderwaardige positie inzake verlofaangelegenheden in vergelijking met het onderwijzend personeel te lande nog maar eens te hebben doorgeslikt, beslisten we om met Allerheiligen zelf ook maar een hit-and-runweekend van twee dagen in te bouwen in Rotterdam. Dat vakantiegevoel, weet u wel. Elk jaar kopen we voor een luttele 15 euro per kop steevast een lidkaart van de Vlaamse Jeugdherbergcentrale, met de bedoeling om die achter de hand te houden ‘voor het geval dat’ we lukraak zouden bepalen om ergens naartoe te gaan waar een onvoorziene en dus niet al te dure overnachting zou dienen aan vast te worden geknoopt.
Mensen die bij het woord ‘jeugdherberg’ visioenen zien opdoemen van reeds weken ongewassen jongeren die met torenhoge rugzakken joints zitten te roken in het portaal van een groezelig gebouw, of – zoals weleer in Engeland – taakjes als het kuisen van de toiletten die dienen te worden voltooid alvorens je je identiteitskaart terugkrijgt en rustig het pand mag verlaten, komen bedrogen uit. Toegegeven, op sommige plaatsen bestaat dat soort etablissementen in de keten nog wel, maar in veel gevallen, en vooral op het noordelijke Europese continent, zitten er plaatsen tussen die de concurrentie met heel wat hotels gerust kunnen aangaan. De bezoekers zijn niet langer -26; ook tachtigers vinden hun weg naar de jeugdherbergen, want de vlag dekt de lading al lang niet meer, en de leeftijd van de bezoeker is niet van belang. De internationale keten heet dan ook “Hostelling International”, en met je VJH-kaart kan je overal met een bijzondere korting terecht. Het comfort is vrij basic, maar net genoeg om ergens een nacht te gaan doorbrengen waar de slaapplaats van ondergeschikt belang is, omdat je toch de hele dag buitenshuis doorbrengt – wat overigens ook de filosofie van de jeugdherbergen is, en sommige gebouwen buiten de grote agglomeratie zijn dan ook in het midden van de dag gesloten. Je hoeft niet zo nodig op een slaapzaal tussen de rommel en de zweetvoeten van anderen, want vrijwel overal kan je een eigen 2-, 3- of 4-persoonskamer krijgen. Het ontbijt is op veel plaatsen tegenwoordig een buffetontbijt dat de continentale kruimels van de sjiekste hotels maar bleekjes doet uitslaan, en zien soms passanten als plaatselijke families met kinderen die op een zondag net alleen voor dat ontbijt langskomen.
Maar de jeugdherbergen zijn ook big business en in sommige landen komt er een hele propaganda- en merchandisingmolen aan te pas, zoals bijvoorbeeld bij de Stayokay-keten in Nederland. Dat Hollanders goeie zakenmensen zijn is al een paar honderd jaar bekend, maar zelfs iets basic en eenvoudig als een jeugdherberg, toch wel een nichemarkt in het toerisme, weten ze aan te prijzen op een manier waar de Hiltonclan nog iets van kan leren. Een korte zoektocht op hun website leerde dat in de befaamde Kubuswoningen, tot op heden nog steeds een bekende toeristische attractie (met museum) in de Rotterdamse architectuurscene, sinds vorig jaar ook de plaatselijke jeugdherberg is ondergebracht, dus de keuze voor een slaapplek was gauw gevonden. Voor een prijs die je nog geen badkamerloos bed in een bed & breakfast biedt hadden we een afzonderlijke tweepersoonskamer met eigen sanitair en ontbijtbuffet, en voor een klein extraatje kregen we er een opgemaakt bed (normaal een doe-het-zelfzaak in een jeugdherberg), zeepjes en handdoeken bovenop. (Edoch, het dient gezegd: de prijs was klein, maar de handdoekjes ook!)
De kamer was pas in de namiddag toegankelijk, dus onze kreetjes van verrukking zouden moeten wachten tot later. Dan maar verder met de metro, de stad in naar het Museumpark, waar de voornaamste musea van de Rotterdamse binnenstad zijn samengebracht, wat meteen gemakkelijk is voor de purpose van de bezoeker. Als eerste even aanlopen bij de Kunsthal, waar op dit ogenblik een bijzonder grote tentoonstelling van Edvard Munch aan de gang is, evenals tentoonstellingen rond internationaal realisme, fotografie, taartvormen,... you name it. De Kunsthal is op een zondagnamiddag dan ook een drukbezochte plaats, en jaja, zelfs in Holland is het in het museumcafé drummen en aanschuiven voor een plaatsje.
Wij kozen letterlijk eieren voor ons geld, en gingen naar de Witte de Withstraat om in de Bazar een gelijknamig all-day breakfast achter de kiezen te stoppen.
Het weze een les voor de langeweekendgangers: op maandag zijn in Rotterdam alle, maar dan ook alle musea gesloten. (Of nee, de Kubuskijkwoning bleek later op maandag toch open, maar daar hoefden we natuurlijk niet naartoe, want daarin zouden we genoeg inkijk hebben.) Gelukkig hadden we dat, mits enig voorafgaandelijk surfwerk, tijdig in de smiezen. De rest van de zondagnamiddag ging dus naar de andere kant van het park, richting Chabotmuseum, thuis van het levenswerk van nog een expressionistische schilder, de Rotterdammer Henk Chabot, dat ons eerder aantrok omwille van de villa zelf, die een beetje deed denken aan Frank Lloyd Wright.
We hadden enorme mazzel, want het toegangsticket was gecombineerd aan de toegang tot het iets verderop gelegen Huis Sonneveld, een pareltje van bouwkunde uit het begin van de jaren ’30, recht tegenover het Nederlands Architectuur Instituut. Ondertussen was er ook een bleek herfstzonnetje boven de Nederlandse laagvlakte gerezen, dus de dag kon al niet meer stuk.
Om in de architecturale sfeer te blijven trokken we in de vroege vooravond vol verwachting terug naar onze Kubusherberg, waar we eindelijk de sleutel tot het heiligdom kregen: een afzonderlijk gelegen kubus in een apart gebouw, los van de jeugdherberg (nu ja, in zekere zin dan toch, want alle kubussen zijn met elkaar verbonden). De genoemde kreetjes van verrukking volgden alras; wie zijn lief hier alle hoeken van de kamer zou willen laten zien, zou bijzonder veel werk hebben, getuige waarvan de foto's. Behalve de uitzonderlijke inkijk, hadden we ook een leuke uitkijk, met name op de achterliggende Oude Haven, en de ettelijke Japanners die, gewapend met hun fototoestellen, klikkend tussen de kubusgebouwen kuierden.
Op zondagavond verlieten we met veel tegenzin onze onconventionele maar gezellige en behaaglijke woonst om in de buurt achter onze kubus, de "uitgaansbuurt" Oude Haven, de innerlijke mens te gaan versterken. Het was inderdaad de uitgaansbuurt: iedereen was eruit gegaan.
De herbergen lagen er heel verlaten bij, en dus moesten we het met onze innerlijke mens wat verderop gaan zoeken. Het enige dat ons het opkomende grauwe weer een beetje kon doen vergeten was het vijfgangenmenu van de Indonesische brasserie Papaya.
Het was meteen duidelijk dat de maandag, geen feestdag in Nederland, zou dienen te worden besteed aan shopping, maar dat had - voor mijzelf althans - niet zo'n triest perspectief als de weersverwachtingen. Ook daarin is Rotterdam larger than life, en we keerden dan ook met heel wat onverrichte zaken terug. Maar ja, het is tenslotte maar anderhalf uurtje rijden, niet? Dus, wie weet...
No comments:
Post a Comment