Gewoonlijk proberen we in september op vakantie te gaan, kwestie van de tourist traps te vermijden en ons wat meer onder de locals te begeven, die volgens Gilbert Bécaud het land dan weer voor zichzelf hebben als alle Hollanders vertrokken zijn. Het enige nadeel van een vakantie in september is dat de dagen alweer een beetje korter worden, en je dus niet meer 'tot een kot in de nacht' kan buitenzitten om de wereld te verbeteren rond een fles wijn, omdat de nachten ook al wat frisser worden. In augustus kan dat natuurlijk nog wel - of zou het althans moeten kunnen - en dit jaar waren de omstandigheden nu toevallig van die aard dat het beter uitkwam om ons in de oogstmaand onder de migrerende vakantiemeute te begeven (wat overigens weersgewijs een verstandige beslissing is gebleken).
De uitstapjes die we vanuit onze verblijfplaats Montagnac hebben gedaan waren dus bij wijlen iets minder eenvoudig vanwege het drukkere verkeer, de wachttijden aan bezienswaardigheden, of de hoeveelheid volk dat zich rond een gids schaarde als schaapjes rond hun herder. Zo waren er de eerste uitstappen vlakbij, naar de Abdij van Valmagne, waar een uitgebreid bezoek met een zeer bekwame gids uiteindelijk moest leiden naar de verkoop van de zelf geproduceerde wijn, en naar de Gallo-Romeinse villa van Loupian, waar enkele mooie vloermozaïeken te bekijken waren, gerestaureerd op de plaats waar ze gevonden waren.
De moeite waard als je ze in alle rust wenst te bewonderen, maar er werd ons verzocht om aan te schuiven bij het bonte gezelschap dat reeds aan de lippen van de uitbundige gids hing. Terwijl de gids in kwestie in haast hysterische superlatieven over de mozaïeken vertelde, week het gezelschap geen meter uit haar buurt. Waar gretig elk stukje steen werd gefotografeerd dat de gids met haar laserlampje aanduidde, vonden de beste leerlingen van de klas steeds nieuwe vragen om te stellen, waardoor het enthousiasme en de hysterie van de gids steeds maar toenam, en haar tot vier keer toe hetzelfde deed vertellen. Geen hond die het nog waagde om ook maar één blik te werpen op de steentjes die ze niet aanduidde, en jammer genoeg kreeg je dus ook geen kans om nog een seconde alleen van de opgravingen te genieten.
Dan maar een ritje langs Mèze, aan het Bassin de Thau, waar de bootjes van de oesterkweek mooi op een rij lagen, om regelmatig de nieuwe oogst uit het Bassin aan land te brengen voor vers verbruik in de restaurants, en verder naar Marseillan, waar de tijd even leek stil te staan.
Een andere trip bracht ons naar Sète, “l’ile singulière”, stad van kanalen, typische steekspelen, en – vooral – restaurants met visspecialiteiten aan bijna belachelijke prijzen. Na een wandeling naar de vuurtoren aan de jachthaven werd onze aandacht dan ook al gauw opgeslorpt door de vele menu’s waartussen een keuze diende te worden gemaakt. Want, zeg nu zelf, een 3-gangenmenu met mosselen, vis, dessert en een glas wijn voor amper 15 euro, daar kan je toch niet aan voorbij? Na het versterken van de innerlijke mens trokken we, in een poging om er toch enkele calorieën weer af te krijgen, de Mont St. Clair op om een mooi overzicht rondom het schiereiland te hebben, met de verschillende kanaaltjes en de oestermanden in het Bassin.
Een iets verdere trip bracht ons tot Carcassonne voor een echte daguitstap. Carcassonne, bij ondergetekende al veel langer bekend en ondertussen ook al platgetreden, is uiteraard erg toeristisch, maar blijft toch nog altijd een mooi voorbeeld van restauratie, en dat dan nog in een tijdperk waarin de bouwkundige technieken nog niet zo ver gevorderd waren. Wie door het toeristische gewemel kan kijken en een beetje aandacht toont voor de geschiedenis van de stad, ziet een heel mooi kasteel en een formidabel staaltje van militaire architectuur, opgebouwd door verschillende volkeren in diverse tijdperken.
Uiteraard was ook deze trip niet volledig zonder een culinaire proeverij onder de vorm van een cassoulet en confit de canard in Brasserie Le Donjon. Voor wie overigens even uit het toeristische bijennest wil ontsnappen voor een drankje in een rustige tuin waar je elkaar nog kan horen praten, bij een glas wijn of een cocktail, al dan niet vergezeld van een bord tapas, moet naar Le Bar à Vins. Maar dames mogen de stad zeker niet verlaten zonder even te stoppen bij Touk Touk, waar je zilveren juwelen kan kopen per gewicht, waardoor je voor zeer redelijke prijzen mooie dingen vindt. Misschien is het net daarom dat ik altijd zo moeilijk weggeraak uit Carcassonne... Wordt vervolgd.
No comments:
Post a Comment