Tuesday 1 March 2011

Under the sea

Wat is er beter om er even tussenuit te zijn dan ergens wat te gaan uitwaaien voor een weekend? Wij namen dat tamelijk letterlijk, maar daarover later meer. Omdat de keuze tussen het gebruikelijke bos (Ardennen) en zee (de kust dus) moeilijk was, en we eigenlijk wel wat meer wilden dan over en weer wandelen op een dijk met af en toe een pitstop voor een pannenkoek of een trappist, besloten we om naar ons bovenste beste buurland te trekken. Net over de grens, op amper een dik anderhalf uur rijden – als het verkeer op de Antwerpse ring tenminste mee wil, anders is het een dikke twee uur – ligt namelijk Walcheren, één van de (schier)eilandjes van Zeeland. Als de Belgen het een beetje slim hadden gespeeld had dit België kunnen zijn, en dan hadden ze nu niet zo’n gezever over het al of niet uitdiepen van de Schelde, maar dat is dan weer een ander verhaal.

In de buurt van Domburg en Oostkapelle ligt het natuurgebied de Manteling (het bos), vlak achter de duinen en het strand (de zee), dus voor wie niet kan kiezen is dit de gulden middenweg. Uiteraard geen horecadijken die zee, strand en duin van hun natuurlijke aard ontdoen; hier worden dijken nog echt gebruikt waar ze voor bestemd waren, namelijk het tegenhouden van het water, en daar kunnen ze er ter plaatse duidelijk wat van. De horecagelegenheden bevinden zich hier her en der verspreid in de pittoreske dorpjes die nog grotendeels hun eigenheid hebben bewaard, terwijl op het natuurlijke strand enkel hier en daar wordt herinnerd aan de menselijke aanwezigheid door strandpaviljoenen die in de zomer natjes en droogjes moeten verzorgen (en in het winterseizoen dan wel weer maar sporadisch open zijn, of helemaal niet).

Onderdak vonden we in de al even pittoreske Villa Magnolia, een bed & breakfast / boetiekhotel in het voormalige 100-jaar oude buitenverblijf van een adellijke familie, dat kort na de tweede wereldoorlog ook nog even dienst had gedaan als tuinbouwschool. Dat laatste liet zijn sporen nog na in de prachtige tuin met hoekjes en kantjes waar duidelijk over nagedacht was, en waarin de tuinman met merkelijk meer goesting en kennis van zaken aan het werk ging dan wij bij ons thuis. We kregen de meest prominente kamer met balkon in het midden van het huis die uitzag over de inrit van het hotel, en die je in de zomer de garantie op een voormiddag zon biedt (bij beschikbaarheid van voornoemde, uiteraard). Een bijzonder vriendelijke ontvangst door een aardige jongeman, die ’s morgens ook garant stond voor het goedgevulde ontbijtbuffet in de orangerie in de tuin, en ervoor zorgde dat geen van de gasten wat tekort kwamen.

Na het eerste avondmaal in een meer dan behoorlijk plaatselijk Italiaans restaurant Piccolo Mondo (beperkte kaart en dus alles kraakvers), trokken we er de volgende morgen op uit om te gaan “uitwaaien” op het strand. Het werd niet alleen uitwaaien; “uitregenen” ware een betere term geweest. We waren net op weg door het bos richting strand, toen de matige motregen steeds indringender vormen begon aan te nemen. In ons kinderlijk en recreatief enthousiasme over het wandelen en het uitwaaien hadden we het natuurlijk niet nodig gevonden om ons te voorzien van een paraplu; dat staat niet alleen oncool, maar is bovendien bij hevige wind op het strand niet bepaald praktisch. Waar we echter niet op voorzien waren, was dat onze jassen blijkbaar al een tijdje geen busje “imperméable” hadden gezien, en veeleer bestemd waren voor hevige koude dan voor striemende regen. Bovendien sijpelde één en ander door op de onderliggende jeans, dus korte tijd later waren we gereduceerd tot twee hoopjes ellende die eruitzagen als verzopen kluten. Gelukkig bracht een redelijk droge en warm aanvoelende wind enig soelaas, en konden we toch nog onder gunstige omstandigheden een strandwandeling maken. Terug in de Manteling namen de bewolking en de neerslag echter terug toe, waardoor we toch weer doornat in de Villa Magnolia toekwamen.

Na de droogrust (want extra jassen hadden we uiteraard ook niet bij op zo’n kort weekend) – gelukkig bleef de verwarming de hele dag aanstaan in de kamers, en waren er ook de nodige voorzieningen voor warme dranken – konden we op zoek naar enige versterking van onze innerlijke mens, om ons verzopen temperament terug wat op te krikken. Omwille van de regen en de plaatselijke schoolvakantie (die ongetwijfeld garant stond voor een grote toeloop) lieten we het Terra Maris-bezoekerscentrum voorlopig links liggen, en deden dan maar een toertje in Domburg, dat wat meer horeca bood dan het stille Oostkapelle, waar we ons bij de lunch dan maar verdiepten in onder meer de geschiedenis van Hertog Jan.

Tijd voor het grotere werk dan. Wat de Zeelanders na eeuwen hadden bereikt om het water buiten te houden moest van dichtbij eens worden bekeken, zeker als het op Discovery Channel een aparte topic krijgt onder de noemer “Extreme Engineering”, en het zomaar voor het bekijken ligt op nog geen twee uur rijden van thuis. Jammer dat het voormalige “werkeiland” Neeltje Jans met zijn recreatiepark nu vooral het middelpunt is van deze grote ingenieuze werken, want als we de commentaren van de (vooral buitenlandse) bezoekers moeten geloven is het niet echt de moeite waard, zelfs niet voor kinderen. Wij namen dus vooral eerder uitgebreid de tijd om tussen twee regenvlagen door onze ogen eens goed de kost te geven aan de rand van de stormvloedkering; voor een uitleg zouden we altijd later nog wel eens kunnen terugkomen. Na een korte rondrit voor de verdere verkenning van de kop van Walcheren en nog maar eens een diner in een plaatselijk restaurant was de nachtrust in de kussens van onze Villa zeer welgekomen.

De zondagochtend kondigde zich heel wat veelbelovender aan: de zeewind had de wolken uit de weg geruimd en er stond ons een stralende dag te wachten. We droomden van ontbijt op het balkon, maar kozen voor de veilige warmte van de orangerie en namen daarna afscheid van de Villa Magnolia, met de vage belofte om nog een keertje terug te komen.

Onze eerste zondagsstop was Westkapelle, waar we voor een herkansing van de vorige dag gingen op de immense dijk. Wat weinigen weten, is dat de geallieerden in 1944 ook hier een invasie uitvoerden om Zeeland en bij uitbreiding Nederland te bevrijden van de Duitse bezetter. Daartoe werd echter eerst de bestaande zeedijk gebombardeerd om het eiland onder water te zetten, om zo de bevrijding te bespoedigen. Het oogt tegenwoordig allemaal wat minder spectaculair dan de Normandische stranden, maar de nieuwe grote zeedijk is wel ideaal voor wandelingen dicht bij de branding.

We trokken verder naar Vlissingen om een bezoek te brengen aan het MuZEEum; een klein maar leuk museum over en rond scheepvaart in Zeeland, met momenteel een tijdelijke tentoonstelling rond de Middelburgse kunstenaar Han Reijnhout. Voor de rest bleek Vlissingen niet veel soeps; naast het MuZEEum bleek alleen een wandeling op de Oosterscheldedijk het hoogtepunt van de stad. Sinds de opening van de Westerscheldetunnel in 2003 en het beperken van de vroegere veerdienst uit Breskens tot voetgangers en fietsers, schijnt Vlissingen veel van zijn passage en daarmee ook pluimen verloren te zijn. Hopelijk voor de stad is het in het zomerseizoen anders, maar wij besloten dat we genoeg gezien hadden en begaven ons maar terug in zuid-oostelijke richting.

Echter niet zonder even om te rijden langs het illustere Yerseke, in Vlaanderen vanaf de zomermaanden vooral bekend voor zijn schier onuitputtelijke aanvoer van mosselen in alle formaten. Maar Zeelands Roem is er ook gekomen voor de kweek van oesters en zelfs voor haar Oosterscheldekreeft. Omwille van het late uur beperkte ons kortstondig bezoek zich tot een culinaire afsluiter van het weekend, en we lieten ons helemaal gaan in De Branding. Toch jammer, dat de Belgen hier niet meer moeite voor gedaan hebben...

1 comment:

Marrek O'Polo said...

Jammer genoeg kunnen we de klok niet terugdraaien. Van al de energie die nu gestoken wordt in verkennen, aftasten, experimenteren, onderhandelen,ontmijnen... en noem maar op, zou een fraktie eertijds genoeg geweest zijn om Zeeland en mogelijks nog enkele andere Nederlandse Provinciën met Vlaanderen onder één vlag te scharen. Maar neen, we moesten en zouden onafhankelijk worden. Ge ziet wat het ons heeft opgeleverd!! Inderdaad: union fait la farce!