Deze blog, die ondertussen op een weekuitgave begint te lijken, dreigde gisteren, op een woensdag die geen gewone woensdag was, in de marge van het treurige nieuws te verdwijnen, waardoor sneeuwklassen (NNL: educatieve wintersportvakanties) in België nooit meer hetzelfde zullen zijn.
Terwijl ik eraan begon te schrijven zaten er twee Nederlanders met een set valiezen (NNL: koffers) naast me op de trein. De lintjes van niet-Belgische luchtvaartmaatschappijen deden me vermoeden dat ons land voor hen wellicht een doorreisplek was. Wat toch eigenlijk wel jammer is, maar their loss natuurlijk. Het moet maar eens gaan gedaan zijn met ons landje als een onbenullig roltapijtje op één of andere luchthaven te gebruiken. Expats die hier al langer vertoeven blijken dat namelijk graag te doen, en daar ook als dusdanig over te berichten; sommigen blijven zelfs plakken, lang nadat hun levenstaak erop zit, om hun pensioen hier gezapig uit te zitten. Dat terwijl de grote massa die van noord naar zuid trekt op weg naar de zomerzon ons zo dikwijls links laat liggen, als was het een aftands en verlaten hotelletje van “Les Routiers” op de Nationale 7.
Wij leggen daarentegen zelf wel enige aandacht aan de dag voor onze buurlanden, soms zelfs maar voor korte trips om er even uit te zijn. Met een speciale hotelaanbieding kwamen we afgelopen weekend tegen spotprijs (hoe Hollandser kan je ’t hebben?) voor de eerste keer in Haarlem terecht om daar de zaterdagnacht door te brengen. Voor de Nederlandonkundigen onder u: behalve een deel van die iets grotere stad aan de overkant van de Atlantische Oceaan is dat ook een Nederlands stadje ten oosten van Amsterdam, in de aldaar gekende regio “Randstad”.
Na het droppen van de wagen op de parking van het Haarlem Zuid-hotel, een typisch zakenhotel van de Van der Valk-keten, trokken we het centrum in, een goeie 20 min. stappen (NNL: wandelen). Op de weg langs het water word je meteen ondergedompeld in de typisch Hollandse sfeer: piepkleine huisjes zonder gordijnen waar je ongegeneerd kan binnenkijken en vaststellen welke kaas Kees op z’n brood heeft, en de typische woonboten op het water, die hier eerder een soort van stacaravan op een ponton blijken te zijn, met een afgelijnd voortuintje op de kade. Denk: caravans met rood-witte kettinkjes in de Ardennen. (Het binnengluren in Hollandse huiskamers blijkt overigens niet enkel een sport te zijn die rare Belgen beoefenen; ook de locals gooien graag begerige blikken in de leefwereld van hun stadsgenoten.)
Haarlem heeft al een paar keer de titel van “Beste winkelstad van Nederland” in de wacht gesleept, en je kan er dan ook ettelijke uren doorbrengen in de winkelstraten. De Nederlanders bewijzen trouwens keer op keer dat ze betere zakenlui zijn dan wij. In plaats van hun tijd en discussies te verkwanselen aan sper- en koopjesperiodes, kan elke winkel daar naar eigen goeddunken producten afprijzen om de mensen te doen kopen. En zeker in een economie die stagneert is dat geen gek idee. Bovendien is er geen enkele krenterigheid op dat vlak: als je bij aankoop van 2 stuks een tweede aan de helft van de prijs krijgt, dan geldt die regel onverminderd voor de stukken die al sterk afgeprijsd zijn, zodat je op een eenvoudige zaterdag tijdens het jaar met een trui en broek buitenstapt voor amper 30 euro: ondernemingszin waar vrouwen gek op zijn! Overigens kan hetzelfde gezegd worden voor de plaatselijke boekhandels, die schijnbaar volop bloeien, terwijl ze bij ons op apegapen liggen; vooral H. De Vries Boeken maakte indruk.
Een late lunch bracht ons bij de Dessertbar: een leuk ogend, “vintage”-gedecoreerd eethuis, waar nog een heleboel meer te krijgen was dan de naam deed vermoeden. Wij kozen voor een “bruine bol” (ZNL: volkorenpistolet) met respectievelijk gebraden steak en vitello tonato, die vrolijk een heel bord in beslag namen. Het feit dat het 18-maanden oude miniatuurbezoekertje naast mij op de bank onder het nuttigen van zijn tosti (ZNL: croque monsieur) lustig zijn pamper had volgedrukt en doodgemoedereerd over en weer zat te schuiven om de geur wat beter te verspreiden, die blijkbaar noch de nabije oma, noch de mama konden waarnemen, mocht de pret niet drukken. Om na te gaan of het etablissement zijn naam waarmaakte, en meteen ook maar het vieruurtje tegemoet te komen, gooiden we er nog een Franse citroentaart en een Chocolate Mud Pie tegenaan, om vervolgens onze tocht verder te zetten.
Van een hele namiddag slenteren krijgt een mens natuurlijk grote dorst, en tegen het einde van onze odyssee, voor we de stevige wandeling terug naar het hotel aanvatten, vonden we even verpozing in Café Studio, een gezellige bruine kroeg, waar het Haarlemse Jopen Hoppenbier op de tap stond. En we zouden geen echte Belgen zijn als we niet de bierconcurrentie zouden uitproberen...
Om de avond te vullen hadden we op voorhand – en terecht, want het was overduidelijk dat Haarlem “leeft en laat leven” – een reservatie gemaakt bij restaurant Specktakel, dat een wereldkeuken aanbood: we waagden ons o.a. aan tropische vis, antiloop met insectenkruimels, en papegaaivis, en er was daarenboven nog een enorme wijnkaart om uit te kiezen. Een must voor mensen die Haarlem bezoeken (maar best wel op voorhand te reserveren).
De zondag die volgde kreeg een wat toeristischer cachet: Haarlem is de trotse bezitter van het eerste en oudste museum van Nederland, het Teylersmuseum, waar de oude originele infrastructuur werd aangevuld met een hypermoderne aanbouw. Het huist een mengeling van kunst en wetenschap, vooral de moeite voor liefhebbers van archeologie en fysica, maar alleen al het houten interieur van de prachtige ovalen zaal is dan ook de moeite van het bezoeken waard.
Frans Hals zal moeten wachten tot een volgend bezoek aan Haarlem, maar de eerste lentezon die de moeite waard was wilden we echt niet verder binnenshuis doorbrengen, en dus gingen we verder op ontdekkingstocht langs de smalle straatjes (van o.a. het begijnhof) en de binnengrachten. (Voor de die-hard shoppers: sinds kort zijn verscheidene winkels nu ook op zondag open, en is het dus eigenlijk elke week koopzondag.) Op culinair vlak viel er die zondag overigens niet erg veel meer te beleven; na het gigantische ontbijtbuffet dat het hotel aanleverde hoefde er niet meer geschranst worden.
Nee, ondanks de kwalijke reputatie die het in België blijft genieten met z’n eeuwige “broodje kroket” – dat we in Haarlem evenwel nergens hebben gezien – kom je van Nederland niet bepaald lichter naar huis. Met uitzondering dan wel van je geldbeurs (ZNL: portemonnee).
No comments:
Post a Comment