Tuesday, 15 November 2011

Looking East

Voor hardwerkende bedienden is Wapenstilstand eveneens de laatste dag vrijaf voor de kerst, en al bij het begin van elk jaar, als alle feestdagen in de agenda’s worden genoteerd om reikhalzend naar uit te kijken in professionele komkommertijden en lange verlofloze periodes, wordt gehoopt dat hij ook weer aan een weekend kan geplakt worden, al dan niet mits een brugdag, om zo de laatste rechte lijn naar de kerst goed uitgerust aan te vatten. In sommige sectoren is het aantal verlofdagen nu eenmaal iets schaarser dan in andere, en de inspanningen die we ons moeten getroosten in de kerstperiode zijn niet te onderschatten.

Van het westelijk front geen nieuws, dus trokken wij oostwaarts, en daar bleek het tamelijk druk te zijn; we waren niet de enigen die eens veenhoogte kwamen nemen in de baraque. De baraque van deze gelegenheid was de Jeugdherberg van Malmédy, bezuiden de weidse vlakten die het dak van België vormen. De aandachtige lezer zal zich wellicht nog herinneren dat wij ons elk jaar een lidkaart aanschaffen van de Vlaamse JeugdHerbergen, “voor-het-geval-dat”, om onverwacht en ongedwongen nieuwe oorden op redelijke rijafstand te kunnen bezoeken zonder dat onze koopkracht daarbij inboet. En wat wil het geval nu: bij elke jaarlijkse lidkaart krijg je een kortingkaart voor een verblijf in eigen land, waardoor met één verblijf binnen ’s lands grenzen één lidkaart al zo goed als helemaal is terugverdiend. Bovendien hadden we het plan opgevat om eens een stevige wandeling (of twee) te maken om de toestand van ven en bos te gaan waarnemen, en laat de Hoge Venen daarin nu net een signaalfunctie bekleden. Dat we daarnaast gastronomisch eens wild tekeer wilden gaan, is daaraan uiteraard totaal ondergeschikt.

De jeugdherberg, die letterlijk op de Hoge Venen is gelegen, herbergde bij aankomst een groep kirrende 60-ers, die al vrij diep in de Malmédy Brune en de Bellevaux hadden gekeken; het gedeelte “jeugd” werd door ons ingevuld, ook al sliepen wij, in tegenstelling tot de meerderheid, dan wel op onze eigen tweepersoonskamer. Malmédy liep over van het volk, en zo ook alle etablissementen, waar voornamelijk Kempisch, Limburgs en West-Vlaams werd gesproken; iets vinden om te eten zonder reservering bleek dus nog niet zo eenvoudig. Uiteindelijk werd onze honger Italiaans gestild aan het allerlaatste tafeltje van restaurant Pocco Pazzo.

Op zaterdagochtend hadden we afspraak op het Kasteel Reinhardstein, waar je het grootste gedeelte van de tijd voor een gesloten poort staat, zoals bibi al zo’n keer of drie in dit leven mocht ervaren. Via voorafgaandelijke afstemming had ik mij echter vergewist van de exacte openingsuren, zodat we eindelijk ook eens de keerzijde van de toegangspoort konden zien. Reinhardstein, dat bij nader inzien eerder een nogal megalomaan project uit 1969 bleek te zijn van ene Professor Van Overloop die iets te hard zijn best deed om de frustraties dat hij niet tot de adel behoorde te compenseren met de opbouw van deze tot dan vervallen burcht, om aldus voor de rest van zijn dagen kasteelheer te kunnen spelen, bleek langs de buitenzijde overigens veel meer de moeite dan aan de binnenkant, waar de nogal kleine ruimten waren volgestouwd met enkele geschiedkundige artefacten, maar grotendeels retrokitsch, waaraan door de gids historisch incorrecte verhalen werden verbonden die hardnekkig de eeuwen der tijden overleven, doorgaans tot vermaak van de min 12-jarigen. Dat de heer Van Overloop bij alles zijn “rechterhand” betrok – die bovendien nog steeds de ticketjes verkocht aan de ingang en woonachtig was in het bijhorende baljuwhuis – aldus nog de gids tot in den treure, dat hij toestemming had gekregen om onder zijn burcht te worden begraven in een soort van grafkeldergrotto, en zijn rechterhand na diens leven graag naast zich in de grotto zag terechtkomen, in combinatie met het feit dat hij bij leven een vrij arrogante en autoritaire persoonlijkheid scheen te zijn en dat het kasteel een aantal potentiële folterartefacten bevatte, deed ons een wenkbrauw optrekken en onze fantasie op hol slaan in verband met ’s heers ware aard, alsook die van zijn rechterhand. (Vermits de gids overal “zijn rechterhand” ter sprake bracht, leidde dat overigens nog meer tot hilarische bedenkingen, zoals bv. in haar uiteenzetting ter hoogte van de eetkamer “hier nam Professor Van Overloop zijn maaltijden...” [en...]). Maar alle gekheid op een stokje, voor liefhebbers van middeleeuwse kastelen die het niet al te nauw nemen met historische correctheid: een aanrader. Al was het maar voor de buitenfoto's.



De namiddag bracht ons op de Hoge Venen, waar we van prachtig weer konden genieten, en via een iets uitgebreidere tocht vanop Mont Rigi over de Baraque Michel, langs het Croix des Fiancés en terug langs het bos, de verschillende biotopen van de Hoge Venen konden ervaren, waar zoveel volk was, dat het wel leek of er een wandelrally aan de gang was.




’s Avonds hadden we voor alle zekerheid een tafel gereserveerd voor onze wildexploten, en gelukkig maar, want de meeste etablissementen zaten door het lange weekend overvol. In Plein Vent werden we goed ontvangen en mochten we aanschuiven voor wat de Grand Veneur op tafel bracht na het voorgerecht: een succulent stukje reerug dat smolt op de tong, mit Beilagen, zoals ze dat in dat andere stukje Oostkantons wel eens plegen te zeggen.

Op de terugweg van de Hoge Venen, en de hele zondagmorgen – tijdens onze volgende wandeling in de heuvels en bossen rond Malmédy zelf – waren we trouwens voor de allereerste keer getuige van de grootscheepse trek naar het zuiden, en we kunnen garanderen dat die benaming geen onderschatting was: zolang het licht bleef op zaterdagavond, en van bij het ochtendgloren de volgende dag werd de lucht doorkliefd met letterlijk duizenden ganzen die in wisselende V-formatie van enkele tientallen tot verschillende honderden, onder het luid kwekken van instructies aan elkaar, in een rechte lijn richting zuiden trokken. Een bijzondere ervaring, en niemand die ze ongelijk kan geven...



Ons laatste Oostkantonees exploot was een ritje langs de Brouwerij van Bellevaux, waar het drukbezochte terras verleidelijk in de volle namiddagzon lag, en we niet konden wachten tot het georkestreerd bezoek van 16 uur om het gezelschap van een blonde, een brune en zelfs een black op te zoeken, tot de zon weer achter het brouwershuis verdwenen was. Met de kelen voldoende gesmeerd kuisten we onze schup af om de terugweg aan te vatten. De laatste stop – meer uit nieuwsgierigheid en vooral om de tijd tot het definitieve afsluiten nog wat te rekken – in het centrum van vergane glorie Spa, was het vermelden niet waard. De Oostkantons staan er kilometers boven.

Overigens herhaalde Karl-Heinz Lambertz vanmorgen op Radio 1 zijn pleidooi voor een volwaardig vierde Duitstalig gewest. Mocht het niet lukken, dan mag wat mij betreft altijd een eventuele Anschluss met Vlaanderen worden besproken. Dan zouden de Hoge Venen alvast toch ook een klein beetje van ons zijn.

No comments: