Tuesday, 29 June 2010

Bird of Paradise

Nu het verzopen voorjaar ons heeft voorzien van voldoende gebladerte rondom in de tuin, is het niet verwonderlijk dat er ook een heleboel levende wezentjes zich daarin verschansen. Dat het van de lente tot het warme najaar een gekwetter is dat het een lieve lust is, waren we al gewend, maar de laatste tijd komen de kleinste bewoners van onze tuin ons ook ongegeneerd vervoegen terwijl wij op het terras zitten.

De meest opmerkelijke medebewoner van de Hof ter Bollendreef nummer 3 is Moeder Merel. Ik zag haar voor het eerst toen ik enkele weken geleden nietsvermoedend de rozentuin waarvan eerder sprake inwandelde om te kijken hoe het stond met de aankomende bloesems, en zij vanop het ijzeren tuinhekje kwetterend tekeer ging tegen mij, waarbij het maar al te duidelijk was dat ik mij in de buurt van haar kroost begaf, en dat zulks niet te waarderen viel. Omdat ik me stilletjes had teruggetrokken en er daarna niet meer in de buurt was geweest, kon ze merken dat ik haar en haar kroost geen kwaad hart toedroeg, en de volgende dagen begon ze met mondjesmaat toenadering te zoeken.



Ze kwam steeds dichter bij het terras zitten, bleef zonder opkijken op het gras naar wormen zoeken, en uit nieuwsgierigheid naderde ze steeds meer, tot ze uiteindelijk op een hoekje van het terras zat. Sinds vorige zondag laat ze merken dat ze alle vertrouwen in me heeft; terwijl ik het onkruid van tussen de rode bessen aan het plukken was, kwam zij, in datzelfde perkje, op nog geen halve meter van mij, met opengesperde bek en opengeslagen vleugels languit van het zonnetje genieten, en ze gaf geen kik toen ik een paar keer langs haar passeerde. Ondertussen komt ze, als wij aan tafel zitten, een metertje verder naar ons zitten kijken, en dat herhaalt zich elke avond bij thuiskomst opnieuw. Als er op een hoekje van het terras, op weg naar haar kroost, een trosje met rode bessen, enkele rijpe bosaardbeitjes of de overblijvende kruimels van een quiche worden gelegd, neemt ze die heel onbevangen in ontvangst terwijl we erop blijven kijken, om haar kroost een meer gevarieerde voeding te geven dan rupsen en wormen alleen.

Sinds gisteravond blijken we er nog een avondlijke bezoeker bij te hebben. Na eerder al wat stevig geritsel te hebben gehoord dat te luid was om van de gebruikelijke kleine muizen of padden te zijn die we af en toe ook de tuin horen of zien doorkruisen, verscheen dan gisteren plots een jonge egel. Terwijl je op het terras zit, en steeds rond een uur of tien, zo net voor de duisternis begint te vallen, komt hij uit de richting van het bos achteraan, en begeeft hij zich naar de stenen bakjes met water en overschotjes kruimels, cornflakes en brood die we onder de wilg gooien ten behoeve van het gefladderte, en doet hij zich al tegoed aan de kruimels in het bakje, en de insecten die zich aan de onderkant verschansen, waarna hij zijn weg verder zet om zijn nachtelijke honger te stillen.




Verder is er natuurlijk een constant geritsel, getrippel, gekwetter en gepiep van bosmuizen, veldmuizen, Vader Merel (die ook af en aan vliegt en de struiken uitkamt naar voedsel, maar blijkbaar iets meer verlegen en afstandelijk is), bosduiven, eksters (minder geliefd bij dageraad als ze zich op een ontiegelijk uur al laten horen, en de andere fladderaars aanvallen) en wie weet wat nog allemaal. De meesjes die afgelopen winter nog aan de achterdeur zaten om de zaadjes in het voederbakje aldaar dankbaar in ontvangst te nemen, hebben nu de hoogste bomen opgezocht om de omgeving van hun chanson te laten meegenieten.

De minder aangename en recent opgedoken bewoners – met dank aan de beek en stilstaande waters in de buurt – zijn de enorme muggen, die eruitzien alsof ze al enkele jaren genetische mutatie hebben ondergaan (maar liefst 1 tot 1,5 cm groot), en (hoewel Wikipedia beweert dat ze dat niet kunnen) dwars door je kleding boemelen op je bloed, waarbij ze beten achterlaten die de concurrentie met die van een daas gerust kunnen doorstaan. Vermits het nogal moeilijk zal worden om hen ook af te richten en met een fruitje in het riet te sturen, kan ik alleen maar rekenen op de vleermuizen die elke avond rakelings langs het terras scheren om ons van dit kwaad te verlossen. Want onze merel, die wordt steeds kieskeuriger; hoe zou je tenslotte zelf zijn?

No comments: