Het paasweekend is altijd een goede okkazie om er een paar dagen tegenaan te plakken en er nog eens tussenuit te knijpen. Geen vlucht uit de polaire luchtlagen, zoals duizenden andere Belgen die hun kroost aan de leerplicht onttrokken om 30 euro uit te sparen op hun vlucht naar de all-in tempels van de Turkse costa’s (“de kindjes uit Afrika zouden content zijn dat ze naar school mógen, gij ondankbaar joenk” was de tegenovergestelde moraal van onze ouders vroeger – doch dit geheel terzijde). Wij spoorden mits opname van officiële verlofdagen onder de genoemde luchtlagen door op dezelfde breedtegraad richting Londen, ofte “’t Stad”, zoals den Boris J. wel eens pleegt te zeggen, als hij niet met een journalist zit te ginnegappen over de streken die hij met the Boys vroeger uithaalde om iemands toekomst onderuit te maaien. Jolly good show; just having a bit of hanky panky with the riff raff an’ all that…
Londen dus. Voor een spreekwoordelijke appel en ei (of niet het volle ‘pond’ dat je verhoudingsgewijs in andere hotels betaalt) vonden we een niet onaardig hotelletje dat bjina halverwege lag tussen het station van St. Pancras en de West End; dat er elke dag een stevig Engels buffetontbijt op het menu stond was daarbij aardig meegenomen. Voor functionele reizigers die geen 50 meter hoeven te wandelen voor hun nachtelijk plasje, zichzelf niet moeten weerspiegeld zien in de badkamervloer, geen nood hebben aan nog drie extra zetels, een salontafel en een bureau in hun suite, en er niet op gebrand zitten om schuifelende Amerikanen in geruite broeken en tennispantoffels naar het ontbijtbuffet te zien dremmelen, maar blij zijn met een propere, comfortabele hotelkamer om na een dag in bustling Londen gewoon hun hoofd ergens neer te leggen en een aangename douche te nemen zonder de bank te breken, kan The Judd Hotel zeker worden aangeraden.
Het was alweer een tijdje geleden bij allebei, dus gingen we in Londen voor enkele klassiekers om een beetje stoom af te laten van den arbeid. In het British Museum was nog geen (Rosetta)steentje verplaatst, al waren wel enkele collecties gesloten voor onderhoud, maar desondanks altijd genoeg te bekijken en plaats om de grote massa uit de weg te gaan.
In het Science Museum was het bijna letterlijk op de koppen lopen: door de bittere koude en het gebrek aan een inkomprijs (er wordt “gesuggereerd” om een gift van 5 pond te doneren) was het hele gebouw door de goegemeente blijkbaar uitgeroepen tot schuiloord en publieke speeltuin: rustig door de collecties browsen was er dan ook niet bij, want die werden geterroriseerd door krijsende kleuters die, bij wijze van extra excitatie, ook nog eens werden nagezeten door de oververhitte ouders. Waarbij we dus live getuige waren van de alomtegenwoordige idee dat de “kids” 24/7 moeten worden geanimeerd en tot in den treure vrijelijk gestimuleerd opdat ze zich bij normale rust geen nanoseconde zouden vervelen en de ouders hun “cool” (in overdrachtelijke zin) zouden behouden. (De gevleugelde woorden van mijn vader bij persoonlijke verveling, “pakt een boekske en leest wa”, vormden bij deze mijn eigen rustpunt.) Zelfs een rustige koffie werd ons niet gegund; in een drukke koffiehoek scheurde aan de ene kant een minitiener bij onverstoorde ouders met een aluminiumstoel over het gepolierde beton, terwijl aan de kassa een onzekere vader de toorn van zijn schielijk gillende 2-jarige op zich wierp omdat die niet per onmiddellijke ingang kon beschikken over het nog niet betaalde peperdure chocoladeëi. Exit the Science Museum.
De alomgeprezen Manettentoonstelling was wat mij betreft een succes (voor mijn eega echter iets minder), zeker gezien de omkadering en de hoeveelheid werken, al was het wel duidelijk dat de bezoeken vooral om de sponsor uit de financiële sector draaiden, getuige het m’as-tu vu-gehalte van het ietwat oudere bezoekerspubliek dat met speciale badges en kaarten via een aparte toegang het wachtende plebs voorbijstak en meteen naar de exhibitieruimte kon, waar de meegebrachte (klein)kinderen hun roes van de vorige nacht verder gingen uitslapen op de centrale rustbanken voor bezoekers.
In het Tate Modern, waar de tentoonstelling rond Roy Lichtenstein – alweer ruimschoots gehypet in enkele van onze eigen kranten, maar ook wel degelijk de moeite, alleen al voor haar omvang – heeft men aan de kassa de kunst van het verkoopspraatje stevig onder de knie: de tentoonstelling was door de drukte kennelijk pas een goeie vier uur later toegankelijk. Doch als we een combinatieticket wilden kopen, met “A Bigger Splash”, rond de performance art van David Hockney en Jackson Pollock – weliswaar niet aan een speciale prijs; we moesten voor dat alles nog steeds 36 pond neertellen, inclusief de “bijdrage” aan het museum – dan mochten plots, meteen,onmiddellijk, binnen de volgende vijf minuten Roys tentoonstelling wél betreden. Daar hadden we dan toch wel oren naar, als we Hockney en Pollock er meteen bijkregen. Na de passage door Lichtenstein bleek echter dat de genoemde expositie “rond H&P” zich beperkte tot welgeteld één film en één werk van elk in één zaal, en dat de overige zalen bevolkt werden door performance art variërend van mindere goden onder de noemer “interessant”, tot vreemde creaturen wiens gedrag buiten deze moderne muren eerder associaties met de term “kierewiet” oproept. A Bigger Splash was met andere woorden niet veel meer dan een slag in het water.
Een meevaller was dat de jaarlijkse Oxbridge Boat Race – de grote roeiclash tussen de universiteiten van Oxford en Cambridge op de Thames – net midden in ons weekend viel. Voor dit Brits instituut van staats-, historisch en wereldbelang hadden wij onze zondagnamiddag toch wel veil, al was het alleen al om de crowd te aanschouwen, want ondanks de elitaire oorsprong blijkt ze toch alle lagen van de bevolking aan te spreken. De roeiers (er zijn enkele wedstrijden na elkaar, met de zgn. “heren seniors” als apotheose) zag je vanuit het Bishop’s park aan Putney Bridge welgeteld gedurende 5 seconden passeren, een tijdsspanne waarin die gemengde crowd, voorzien van eten en vooral veel drank, uitzinnig met de uitgedeelde vlagjes (met – hoe kan het ook anders – alweer een sponsor uit de City) en de flessen cava begon te zwaaien en te brullen, tot (5 seconden later dus) ze alweer uit het zicht waren verdwenen, het schuim achter de laatste begeleidende politieboten (zowat 20 verschillende vaartuigen over de hele breedte van de Thames, voor 1 skiff) met golven op de oever sloeg en iedereen verweesd achterbleef. De afterparty voor een select clubje van sponsoraanhangers speelde zich achter de schermen van een soort Vlaamse kermis af, terwijl de rest van het plebs zich terugtrok in de omliggende pubs, alwaar wij ons ook niet onbetuigd lieten bij het blond schuimend bier.
Temidden van dit alles kon de eega zijn geeky self nog van de nodige hebbedingetjes voorzien in zijn vaste stek, en kon ik mijn eigen tienerjaren nog eens naar boven halen rond Camden Lock, en dus keerden wij toch wel tevreden terug (om achteraf vast te stellen: de centen daarvoor moet je gaan verdienen, elke dag). Op naar de volgende…
1 comment:
Wel, wel, wel... dit was weer veel te lang gelden, en dus heb ik er m'n tijd voor moeten nemen. De lees-inhaalbeweging is achter de rug, je kan je weer laten gaan...
Post a Comment